Het image is een afbeelding van een stukje van de werkelijkheid; zoals een camera obscura een beeld projecteert en registreert; of zoals in de Grot van Plato. De historicus Daniel Boorstin was een van de eersten die het belang van beeldvorming zag en door hem is het begrip ‘image’ populair geworden.
Kennedy vs. Nixon debate 1960
In 1960 vond het eerste tv-debat in de geschiedenis plaats, tussen twee presidentskandidaten: Kennedy en Nixon. Nixon had pas in het ziekenhuis gelegen en zag er niet zo goed uit, Kennedy oogde jeugdig en energiek – nog versterkt doordat hij gegrimeerd werd, iets dat Nixon afwees, omdat hij dat ijdel vond. Na afloop van het debat bleken de radio-luisteraars overwegend te vinden dat Nixon beter overkwam, o.a. doordat hij inhoudelijk een beter verhaal had. De tv-kijkers vonden juist dat Kennedy beter overkwam o.a. doordat hij er beter uitzag. (Dit is bijvoorbeeld te verklaren met het Elaboration Likelyhood model (ELM). Mensen die niet erg betrokken zijn bij de inhoud, kunnen via de perifere route beïnvloed worden.)
Boorstin
In 1961 publiceerde Boorstin het boek ‘The Image: A Guide to Pseudo-Events in America‘. Hierin stelt hij dat het beeld interessanter is geworden dan de werkelijkheid.
Beeld zenden en beeld ontvangen
In de jaren ’60 ging het nog vrij letterlijk over het beeld dat te zien is op tv, of in de krant. Intussen wordt met ‘image’ bedoeld: het beeld dat de media presenteren van iets of iemand. Hier gaat het dus om het beeld dat uitgezonden wordt.
In de communicatie bedoelen we met image echter de perceptie van iets of iemand, het mentale beeld; dit beeld is subjectief, want vertekend door degene (subject) die het beeld in zijn brein heeft. Hier gaat het dus om het dat beeld ontvangen wordt.
Leuk om te lezen! Hoe verhoudt het begrip ‘identiteit’ zich volgens CKC tot ‘zelfbeeld’ (image of the self)?
Het is makkelijk – en vaak ook lucratief – om ‘identiteit’ te omschrijven als ‘zelfbeeld’. Makkelijk, omdat je hiervoor het management kan interviewen: het beeld dat zij hebben van de organisatie/ het merk noem je dan de identiteit. Je kan dan nog een onderscheid maken tussen hoe ze het nú zien (‘Ist’) en hoe het volgens hen zou moeten (‘Soll’). Maar je praat het management dan wel naar de mond: wat zij zien als ideale identiteit is niet altijd de beste identiteit voor het behalen van de organisatiedoelstellingen. Daarom is de opvatting ‘identiteit = zelfbeeld’ lucratief: het management krijgt te horen wat het wil horen en is blij met je advies.
Maar als je een sparringpartner wilt zijn en een onafhankelijk adviseur dan zoek je naar de beste identiteit voor de organisatie, een identiteit die aantrekkelijk is voor álle stakeholders, niet alleen het management/ je opdrachtgever. Daarvoor zou je alle onderdelen van de Identity Mix moeten onderzoeken. Dat is veel meer werk. Op CKC vind je doe het zelf methodes voor het onderzoeken van de onderdelen van de Identity Mix.
Dank voor het antwoord! Ik vind de sprong van zelfbeeld naar management snel gemaakt; het collectieve zelfbeeld is toch relevant? En niet alleen het beeld van management? Uberhaupt merk ik dat de hogere echelons van een organisatie vaak een ander (wenselijk?)beeld hebben van de werkelijkheid ten opzichte van zij die bezig zijn met het primaire proces…
Mijn vraag is eigenlijk: In hoeverre hebben alle (bijvoorbeeld externe) stakeholders te maken met identiteit? Ben je dan niet alsnog met het imago bezig als je in het ontbloten van de identiteit deze belangen meeweegt? Als je identiteit als metafoor ziet voor datgene dat in de mens onveranderlijk is en mensen samen een collectieve identiteit vormen, in hoeverre is deze dan (met zekerheid) te identificeren? En misschien wel: hebben de communicatietheoretici hun eigen, vaak bedrijfsmatige, context niet leidend laten zijn in een definitie van identiteit waarbij er stiekem alsnog een groot stuk zelfbeeld (en dus imago) meespeelt? Als iets niet te duiden is, kan het dan nog relevant zijn?
PS. Als je deze discussie een keer wilt verplaatsen van CKC naar een fles wijn hou ik me aanbevolen!